Bayer
Publicatiedatum: 27 februari 2021 (nieuwsbrief 2021-08)
Rupsen zorgen steeds vaker voor onaangename verrassingen
“Schade door rupsen is een toenemend probleem in de teelt van appel en peer. Vooral de afgelopen seizoenen zijn er behoorlijk wat telers door verrast'', zegt Frans Eerland, adviseur fruitteelt bij Van Iperen. Telers die het afgelopen jaren problemen hadden met rupsen, raadt hij aan om dit seizoen op tijd in te grijpen. Zijn voorkeur gaat daarbij uit naar een groen middel, zoals Xentari. “Dat is veilig én selectief op schadelijke rupsen.''
Frans Eerland is adviseur fruitteelt bij Van Iperen.
“Van de pakweg 60 bedrijven waar ik als adviseur kom, zijn er zeker tien die de afgelopen jaren last hebben gehad van rupsen.”
Frans Eerland schetst in een paar zinnen zijn zorg over de groeiende rupsendruk in de fruitteelt. Als belangrijke oorzaken wijst hij de warme zomers en zachte winters aan, waardoor rupsen alle kans hebben gekregen om zich te massaal ontwikkelen. Maar ook onbekendheid bij telers speelt volgens hem een rol. “Van oudsher zijn we niet gewend aan een hoge rupsendruk. Bovendien was de schade in het verleden vaak tamelijk lokaal en klein, waardoor fruittelers er niet zoveel op uitdeden. Nu zien we dat telers die de rupsen een seizoen hebben laten lopen, het jaar erop soms flinke schade moeten incasseren aan hun appels en peren, soms wel tot tien procent.''
Voorjaarsuilen en wintervlinders
De meeste rupsenschade wordt veroorzaakt door voorjaarsuilen, wintervlinders en – in wat mindere mate – ook bladrollers. “De eerste rupsen verschijnen meestal zo rond de bloei. Ze vreten dan niet alleen aan het blad, maar vaak ook aan het vruchtbeginsel en aan kleine vruchtjes. Hierdoor ontstaan uiteindelijk zware misvormingen aan de vruchten'', legt Eerland uit. Aanvankelijk is de schade vaak nog lokaal, maar als er niet wordt ingegrepen kan de schade in het jaar erop enorm toenemen, zo weet de adviseur. “Als je in één op de tien bomen een rups vindt, dan is het absoluut raadzaam om een bestrijding uit te voeren'', zo houdt hij als globale vuistregel aan.
Omdat Runner niet meer is toegelaten sinds vorig jaar, schuift Eerland graag Xentari naar voren, een selectief, biologisch middel op basis van de bacteriestam Bacillus thuringiensis ssp. Aizawai. Volgens de adviseur zijn hiermee goede ervaringen opgedaan in de biologische teelt, waar het middel al vele jaren wordt ingezet.
'Preventief denkwerk'
In vergelijking met (direct werkende) chemische insecticiden vergt het gebruik van Xentari wat meer 'preventief denkwerk', zo benadrukt de adviseur. Belangrijk is dat er gespoten wordt wanneer de rupsen actief zijn; dus liefst bij een temperatuur boven de 15 °C. Verder is het essentieel dat al het blad goed geraakt wordt, zodat vretende rupsen het middel ook daadwerkelijk opnemen. Met name bij bladrollers, die zichzelf in het blad rollen, zijn een goede spuittechniek en voldoende water doorslaggevend voor een goed resultaat. En ook hier geldt: hoe eerder de (jonge) rupsen worden aangepakt, hoe beter het resultaat. De werkingsduur van Xentari is ongeveer een week, dus bij een grote rupsendruk kan het daarom nodig zijn om de bespuiting te herhalen.
'Doe ervaring op met groene middelen'
Hoewel chemisch ingrijpen tegen rupsen nog steeds mogelijk is, hoopt Eerland dat telers het komende jaar wat ervaring op durven te doen met een groen middel als Xentari. “Zeker, groene middelen hebben een wat uitgebreidere handleiding dan chemische middelen. Daar hoeven we niet omheen te draaien. Maar over een aantal jaren vormen groene middelen wel de basis van onze gewasbescherming. Wie het nú geleidelijk aan oppakt, heeft daar tegen de tijd dat we móeten werken met groene middelen zeker profijt van'', zo besluit hij.
Runner® 240 SC is een geregistreerd handelsmerk van Corteva Agrisciences
Publicatiedatum: 6 februari 2021 (nieuwsbrief 2021-05)
Roestmijt prima bestreden met FLiPPER
Roestmijt kan prima worden bestreden met het biologische middel FLiPPER, zo blijkt uit een veldproef die CAF afgelopen voorjaar heeft uitgevoerd. ”Het verschil in bestrijding ten opzichte van een standaard chemisch middel is zeer klein, terwijl FLiPPER als grote plus heeft dat het veel beter integreerbaar is'', zegt CAF-adviseur Max Vervoorn, die de veldproef samen met collega Ferdy Tolhoek heeft begeleid.
Hij zou graag zien dat telers ervaring op gaan doen met groene middelen zoals FLiPPER. “Over een aantal jaren zullen biologische middelen leidend zijn in de gewasbescherming. Daarom moeten we er nu mee aan de slag.''
Onbekend vs onbemind
Nee, een handvol gebruikers van het biologische middel FLiPPER kan hij zo niet opnoemen. “Daarvoor is het allemaal nog te nieuw en te onbekend. Bovendien hikken telers er tegenaan dat groene middelen doorgaans wat minder effectief zijn dan chemische middelen. Zo lang er chemische alternatieven voorhanden zijn, houden de meeste telers daaraan vast'', zo weet Vervoorn. Zelf vindt hij dat jammer, omdat de toekomst onmiskenbaar in de richting van groene (biologische) middelen wijst. Bovendien groeit de kennis rondom deze middelen en krijgen de (eerste) gebruikers de toepassing steeds beter in de vingers, waardoor effectieve(re) bestrijdingsresultaat kunnen worden behaald.
Roestmijt
Dat blijkt onder andere uit de veldproef tegen roestmijt in appel (2 jarige Elstar) die de CAF afgelopen voorjaar in Zeeland heeft uitgevoerd. “Het betrof een perceel met een forse aantasting; op ruim een kwart van de bomen vonden we de mijten terug. Een bespuiting was hier dus meer dan welkom'', vertelt Vervoorn. Vervolgens toont hij een grafiek waarop de effectiviteit van verschillende objecten met FLiPPER wordt vergeleken met een chemische standaardbehandeling. Beide middelen zitten rond een bestrijdingspercentage van 70 procent. “De werking van FLiPPER doet in deze proef dus niet onder voor chemie. Dat is best een belangrijke constatering omdat groene middelen toch vaak afgeschilderd worden als minder effectief'', zo stelt de jonge adviseur. Een groot extra voordeel van FLiPPER is dat deze nuttige insecten spaart en daardoor zeer goed integreerbaar is in elke spuitstrategie. Verder laat FLiPPER geen residu na en kan er een bonuspunt mee verdiend worden bij PlanetProof. De adviseur zou overigens graag zien dat telers die vaker FLiPPER inzetten, méér bonuspunten zouden krijgen. “Dat zou wellicht een stimulans zijn om intensiever met dit middel aan de slag te gaan.''
Voldoende water belangrijk
Voor een goede werking van FLiPPER tegen roestmijt zijn het spuitmoment, de dosering en de hoeveelheid water (spuitvloeistof) belangrijk. In de veldproef werden de beste resultaten behaald met 7,5 liter FLiPPER en 1000 liter water per hectare. “Heel belangrijk is om op een zonnige dag te spuiten en daarbij voldoende water te gebruiken, zodat de roestmijt goed geraakt wordt. Bij halvering van de waterhoeveelheid naar 500 liter, zakte het bestrijdingspercentage in de proef terug van bijna 70 naar ongeveer 50 procent'', zo ervaarde Vervoorn. Hij vult daarbij aan dat de proef ook nog eens in jonge bomen is uitgevoerd; in een volwassen aanplant is het verschil waarschijnlijk nog groter.
Fruitspintmijt
Behalve tegen roestmijt, blijkt FLiPPER ook een goede werking tegen fruitspintmijt te hebben. Op het proefperceel kwam namelijk ook veel spintmijt voor; die is toen als bijkomende aantasting meegenomen in de beoordeling. Het beste resultaat tegen spintmijt werd behaald met 10 liter FLiPPER en 500 liter water. Daarmee werd 70 procent van de fruitspintmijt bestreden (tegen 75 procent met een chemische standaard).
Roestmijt lijkt in de proef gevoeliger voor FLiPPER dan spintmijt. Op roestmijt werd met 5 liter FLiPPER bijvoorbeeld ook al een aardig resultaat behaald in de proef. De bestrijdingsresultaten op fruitspint laten een ander beeld zien; naarmate de dosering FLiPPER toeneemt, neemt ook het bestrijdingsresultaat aanzienlijk toe. Een eensluidend advies voor beide plagen is op basis van de proef dus moeilijk te geven. ”Bij bestrijding van meerdere plagen zullen we daarom een goed midden moeten vinden in de dosering en de hoeveelheid spuitvloeistof'', zo geeft Vervoorn aan. Volgens hem zal dit sowieso dé uitdaging zijn bij het gebruik van FLiPPER: maximale aandacht voor het positioneren en elk jaar weer fine-tunen. “Dat kun je als lastig en ingewikkeld zien, maar het zal wel steeds meer de toekomst van de gewasbescherming bepalen.''
Foto’s: A. van Frankenhuijzen